De zoon, die een kamer huurde in het voormalige huis van zijn vader en nu in conflict is met de nieuwe eigenaar, heeft geen recht op de kamer. Dat heeft de rechtbank bepaald. In een recent kort geding stonden de zoon en de nieuwe eigenaar tegenover elkaar voor de rechter, waarbij het draaide om de toegang tot een kamer in het huis dat ooit van de vader van de zoon was.
Het pand, gelegen aan de Max Ernststraat, werd verkocht vanwege een hypotheekachterstand. De nieuwe eigenaar weigerde echter de zoon toegang tot de kamer te geven, omdat hij niet op de hoogte zou zijn van een huurovereenkomst. De zoon beweerde dat de nieuwe eigenaar wel degelijk op de hoogte was en eiste daarom een schadevergoeding van bijna 25.000 euro als voorschot.
Dat bedrag bestaat uit een materiële schade van 19.940 euro. Daarnaast eiste hij 5000 euro voor de psychische klachten en kosten voor ander onderdak.
‘Niet aannemelijk’
De rechtbank oordeelde echter dat het bestaan van een huurovereenkomst tussen de zoon en de vader niet aannemelijk was. Daarom werd de eis voor toegang tot de kamer afgewezen. Bovendien vond de rechtbank dat er geen spoedeisend belang was bij het voorschot op schadevergoeding. De vordering tot schadevergoeding werd verworpen omdat deze onvoldoende onderbouwd is.