Hij moest iets doen. De veertigjarige Mustafa Yesil is van Turkse afkomst en woont in Almere waar hij samen met zijn vader en broer een transportbedrijf heeft. Toen hij hoorde van de aardbeving in Turkije en Syrië besloot Mustafa afgelopen dinsdag samen met zijn broer en zwager af te reizen om hulpgoederen te brengen. Eenmaal aangekomen in het dorp Samandağ in de buurt van de stad Hatay was hij geschokt wat hij daar aantrof.
“Het is verschrikkelijk. Toen ik daar kwam had ik een reflecterend hesje en een witte helm op en daarom dachten veel mensen dat ik een specialist was die kwam helpen”, vertelt Mustafa. “Iedereen trok aan mijn arm en schouder en vroeg of ik alsjeblieft hun moeder, vader of kind onder het puin vandaan wilde halen.”
Omdat Mustafa geen gereedschap had om te graven, deelde hij eerst de hulpgoederen uit. Zijn broer en zwager besloten om een nieuwe lading hulpgoederen te gaan halen in een stad 250 kilometer verderop. Mustafa besloot om te blijven en mee te helpen om overlevenden te zoeken onder het puin.
“Ik liep door het dorp en zag een man die aan het huilen was. Hij vroeg mij om zijn vrouw en drie kinderen uit het puin te halen omdat hij niet wilde dat ze werden beschadigd door de graafmachines. Na negen uur graven werden de lichamen gevonden en onder de brokstukken vandaan gehaald.”
Urenlang wordt er doorgezocht, ook in het donker. Om de zoveel tijd wordt er geroepen en daarna geluisterd of er nog iemand levend onder het puin ligt. Ondanks de gruwelijke beelden van overleden mensen heeft Mustafa ook een levende man gevonden die vervolgens is gered.
“Ik was alleen op een plek en ik hoorde iets. Ik riep ‘als u mij hoort, klop dan drie keer’, en dat gebeurde. Toen heb ik iedereen geroepen en hebben we de man uitgegraven. Hij had 101 uur onder het puin gelegen.”
Mustafa is op dit moment in Ankara en wacht op de volgende vrachtwagen van zijn bedrijf die vanuit Almere naar Turkije onderweg is. Zodra deze is gelost keert Mustafa terug naar Nederland. Nieuwe hulpacties sluit hij niet uit. “Als het nodig is gaan we nog een keer.”